Park de Griffioen 22
Meer naam en gezicht voor Henri en Evalina
Henri Heertje en Evalina Heertje- Schoolmeester woonden in maart 1942 aan Park de Griffioen 22 te Middelburg. Op 24 maart 1942 moesten ze onvrijwillig hun huis verlaten richting station. Hun reis eindigde anderhalf jaar later in Sobibor.
In een kleine advertentie staat de aankondiging van hun huwelijk en het gezamenlijke nieuwe woonadres: ‘Henri Heertje en Evalina Heertje-Schoolmeester gehuwd op 1 september 1938, Park de Griffioen 22 te Middelburg.’ Dat Middelburg de nieuwe woonplaats werd, had te maken met de vaste aanstelling die Henri per 1 september 1937 had gekregen als leraar aardrijkskunde aan de Rijks-HBS te Middelburg. Zijn werk eindigt in 1940 omdat het joden wordt verboden om ambtenaar te zijn. In de week voor 24 maart 1942 hebben Henri en Evalina bericht gekregen dat ze op die datum hun huis dienen te verlaten.
Samen met een groot deel van de Zeeuwse joden worden ze verplicht per trein naar Amsterdam te gaan. Alleen een kleine koffer mag mee. Hun spullen blijven achter in het huis als de deur achter ze in het slot valt. Die dag vertrekken ze samen met zo’n 80 joodse mensen in een stoet door de Stationsstraat naar de trein die dan al staat te wachten, aangekeken en nagekeken door Middelburgers.
In Amsterdam hebben Henri en Evalina zich, net als iedereen, moeten melden bij de geneeskundige dienst aan de Nieuwe Keizersgracht. Ze verblijven bij familie tot ze naar Westerbork moeten.
Op 22 oktober 1942 komen ze aan in kamp Westerbork dat sinds 1 juli 1942 Polizeiliches Judendurchgangslager was [1]. Ze zijn daar 9 maanden gebleven, op 20 juli 1943 zijn Henri en Evalina vanuit kamp Westerbork op transport gezet naar Sobibor waar ze op 23 juli 1943 zijn vermoord. Henri was toen 29 jaar oud en Evalina 27 jaar oud.
Evalina Heertje-Schoolmeester
Evalina was de oudste van de drie dochters van Nathan Schoolmeester en Hendrika Schoolmeester-Konijn, deze ouders zijn op 12 augustus 1914 gehuwd. Nathan was diamantslijper. Evalina werd als tweede dochter geboren op 24 november 1915, haar zusje Rebecca in 1917, het nakomertje Nora werd geboren in 1929. Het gezin woonde aan de Kinderdijkstraat 6-II te Amsterdam. Evalina trouwde in 1938 met Henri. Haar zusje Rebecca huwde met Jozeph Mozes Gompers op 15 juli 1942. Hun huwelijk vindt plaats drie maanden nadat Henri en Evalina hun huis in Middelburg moesten verlaten en drie maanden voor hun gedwongen vertrek naar kamp Westerbork. Aannemelijk is dat zij in deze tussentijd bij het huwelijk van haar zusje Rebecca en Jozeph aanwezig zijn geweest.
Nathan, Hendrika en Nora Schoolmeester [2]
(1929-1943 23 juli te Sobibor)
Over Evalina is niet veel bekend. Van Evalina en Rebecca zijn geen foto’s beschikbaar. Ze is vernoemd naar de moeder van haar vader: Eva Sjouwerman. Voor Rebecca staat verkoopster als beroep vermeld. Uit onderstaande gegevens kunnen we opmaken dat het gezin in Sobibor voor een groot deel bij elkaar is kunnen blijven, inclusief Henri en Evalina. Vijf leden van dit gezin zijn op dezelfde dag, 23 juli 1943, in Sobibor vermoord.
Een paar weken eerder werd de middelste dochter vermoord: Rebecca Gompers-Schoolmeester, eveneens in Sobibor. Haar man Jozeph Mozes Gompers (1915-1943) kwam op 30 november 1943 om in Dorohucza, een werkkamp dat onder Sobibor viel. In Dorohucza werd turf gestoken. Van Jules Schelvis (1921-2016) is bekend dat hij ook tijdelijk in dit kamp te werk is gesteld. In de nacht van 3 op 4 november 1943 werden bijna alle Joden in de werkkampen vermoord die in het district Lublin verbleven. Er zijn tijdens dit wrang genoemde ‘Erntefest’, tussen de 40 en 50.000 mensen omgekomen. Een geschat getal. Alsof het verschil van 10.000 mensen er niet meer toe doet. Om administratieve redenen kregen de meeste overledenen, en dus ook Jozeph, als sterfdatum 30 november 1943.
Er is één bron die vermeldt dat het jongere zusje Nora als woonplaats Middelburg heeft gehad[3]. Dat is een aanname. Het zou wel denkbaar zijn dat zij tijdelijk verblijf heeft gehad bij haar oudere zus in Middelburg. Nora was 14 jaar toen ze is vermoord.
Henri Heertje
Henri was de oudste zoon van Meijer Heertje en Engeltje Crooneberg, die gehuwd zijn op 22 februari 1912 [4]. Meijer was vertegenwoordiger bij de firma Lelie, groothandel in sponzen en zeemleder van 1918 tot 1938. Hij was de zoon van een marktkoopman in hoeden en petten op het Waterlooplein en had acht broers en zussen van wie twee de oorlog hebben overleefd.
Henri werd geboren op 15 augustus 1913, de tweede zoon Josua werd geboren op 28 december 2015, de dochter Celine op 18 oktober 1923. Het gezin woonde aan de Waalstraat 99- II te Amsterdam. Op 6 maart 1942 vraagt het gezin via het Joodsche Weekblad nog een ‘dagmeisje’ [5].
Henri, moeder Eva, Celien, vader Nathan, Josua [6].
Van het gezin Heertje heeft Josua de jaren 1940-1945 overleefd. De andere vier gezinsleden zijn ieder op een andere plek van het leven beroofd. Josua is twee keer gehuwd en heeft drie dochters en een zoon gekregen. Hij is in 1985 overleden.
De naam Heertje
De eerste bekende voorvader van de familie Heertje is Eliazer Hartog-Cohen, in 1680 uit Krakau, Polen naar Amsterdam gekomen[7]. In 1812 is er een naamsverandering in de tijd van Napoleon. Waarschijnlijk werd de naam Hartog verbasterd naar Herge, uiteindelijk Heertje.
Er zijn uit die tijd drie geslachtenlijnen Heertje: A, B en C. Henri, de bewoner van Park de Griffioen te Middelburg, is uit lijn A afkomstig. Uit lijn B heeft niemand de oorlog overleefd. Uit lijn C zijn nakomelingen, onder andere de econoom dr. Arnold Heertje (1934), hij was acht jaar toen hij bij verschillende families heeft moeten onderduiken. Arnold heeft de oorlog overleefd.
Het gezin van Meijer Heertje
Meijer Heertje, de vader van Henri, werd vermoord op 7 februari 1945. Hij was terechtgekomen in een werkkamp, een granietmijn in Polen. Via Westerbork kwam hij in Theresienstad en zo in Gross Rosen. Begin 1945 hoorden de Duisters uit het oosten het geluid van kanonnen van de Russen. Razendsnel werden gevangenen heen en weer gestuurd naar allerlei kampen en plaatsen om nog te pogen de kampen te ontruimen en de verschrikkingen ervan te verdoezelen. Deze lopende mensentransporten betekenden voor de meeste uitgemergelde gevangenen de dood. Ze worden ‘dodentransporten’ genoemd. Wie niet meer kon, kreeg een nekschot. Zo is Meijer Heertje vermoord op 7 februari 1944, een week voor de bevrijding daar. Zijn vrouw Engeltje Heertje-Croonenberg werd in Auschwitz vermoord op 30 september 1942. Henri is op 23 juli 1942 vermoord in Sobibor, samen met zijn vrouw Evalina. De dood van de dochter Celien Heertje wordt gemeld op 30 september 1942 maar de plaats is onbekend, zij is als vermist genoteerd. Ze bereikte de leeftijd van 18 jaar [8].
Monument Walensingel
In 1954 is een monument geplaatst op de joodse begraafplaats aan de Walensingel, niet te verwarren met de Portugees joodse begraafplaats aan de Jodengang. Op het monument zijn de tot dan toe 72 bekende namen geschreven waaronder de namen van Henri en Evalina [9].
Gestolen geestkracht
Met elk vermoord mensenkind is de kans op hun persoonlijke bijdrage voor het bestaan verloren gegaan. Met ieder mens is immers iets nieuws en unieks ter wereld gebracht dat er nog niet eerder was en er ook later niet meer zal zijn. Van die ene komt er nooit meer een. Ware het niet zo, zij of hij zou er niet behoeven te zijn [10]. Moord is onrechtvaardige diefstal van ieders leven en de mogelijkheden die ieder mens in zich draagt om vonken rechtvaardigheid terug te brengen in de wereld. Van Henri Heertje weten we dat hij ondanks zijn jonge leven betrokken was op de sociale aspecten van arbeiders.
Het werk van Henri
Henri Heertje was een bijzonder gedreven en betrokken mens, zeker gezien zijn leeftijd. Hij studeerde sociale aardrijkskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Op 20-jarige leeftijd werd in 1934 een artikel van hem gepubliceerd in ‘Mensch en Maatschappij’ met de titel ‘Het ateliermeisje van Amsterdam’, een onderzoek naar de arbeidsomstandigheden en de gevolgen van de industrialisatie [11]. Een jaar later slaagde hij cum laude voor zijn doctoraal examen. Op 23-jarige leeftijd promoveerde hij op het proefschrift ´De diamantbewerkers van Amsterdam´. Na een korte tijd gewerkt te hebben bij het Bureau voor Statistiek van de gemeente Amsterdam kreeg hij per 1 september 1937 een aanstelling als leraar aan de RHBS te Middelburg. Op 21 november 1940 werd hij ontheven uit zijn functie vanwege zijn jood-zijn. Wel staat hij in de adresboekjes in het Zeeuws Archief in Middelburg in de jaargangen 1940 en 1941 nog vermeld als ‘leraar’. Zijn geestkracht en maatschappelijke betrokkenheid zijn gestolen door een mensonterend regime.
Henri en Evalina zijn lid geweest van de joodse gemeenschap. Dat zij de sabbat in ere hielden maken we op uit de collectantenlijst van de reclassering uit 1939. Daar staan ze vermeld op de lijst ‘niet collecteren bij Israëlieten op zaterdag’. Dat gold eveneens de familie Boasson op Park de Griffioen 2.[12]
Het ateliermeisje van Amsterdam [13]
Hoe komt een jonge man er toe om op zijn 21e een artikel te schrijven over de omstandigheden van de ateliermeisjes van Amsterdam? Henri deed een studie sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij moet betrokken interesse hebben gehad voor de sociale aspecten van het bestaan, in het bijzonder de kansen die een mens heeft in de samenleving.
Hij heeft zich breed geïnformeerd om het leven van de vrouwen in deze arbeidersklasse te beschrijven. Er zijn in die jaren zo’n 11.000 jonge vrouwen op naaiateliers of fabriekjes of thuiswerkplekken aan het werk. Hij ziet de ontwikkelingskansen voor die jonge vrouwen dalen. Er zijn twee oorzaken: de rationalisatie door de industriële ontwikkeling en de levensomstandigheden van de meisjes.
Wat de industrie betreft verandert er veel. De omschakeling van handwerkmatige naar fabrieksmatige arbeid leidt tot eentonigheid. Confectie verdringt het maatwerk. In de praktijk betekent het dat de arbeidster voorheen de zorg had over een heel kledingstuk, bijvoorbeeld een colbert, nu is het een zaak van louter onderdelen: mouwen of kragen of knopen. De meisjes zijn ‘een levend deel van de machine’. Is er eerst tien minuten tijd voor een onderdeel, tegenwoordig is er maar zeven minuten meer voor hetzelfde onderdeel. De concurrentie is hoog en dat maakt de lonen steeds lager. Deze wijze van arbeid maakt eigen inzicht en vakkennis is overbodig.
Voor de levensomstandigheden heeft dit een ernstig gevolg: ‘ontscholing’. Een ernstige zaak omdat de vorming en lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van de nog jonge vrouwen wordt beperkt, hun fantasie geremd. Dit werkt volgens Henri de ‘puberteitsontwikkeling’ tegen. Men maakt geen keuze meer voor een beroep maar geniet van het verdiende geld en de meisjes geven het uit, anders dan in de arme gezinnen van herkomst. ‘De meisjes zijn brutaal en komen ’s avonds niet meer thuis.’ Ze hebben te vroeg een onterecht zelfstandigheidsgevoel en hebben op te jonge leeftijd erotische neigingen en geslachtsverkeer. Henri neemt beroepsziekten waar als bloedarmoede, nervositeit, stoornissen in het geslachtsapparaat door een overlading van werkzaamheden terwijl het maatschappelijk peil daalt.
Uit dit artikel is zijn bezorgdheid op te maken over hoe beperking van ontwikkeling bijdraagt vanwege verslechtering van arbeidsomstandigheden.
De diamantbewerkers van Amsterdam [14]
Op 2 juli 1936 verdedigt Henri Heertje zijn academische proefschrift ´De diamantbewerkers van Amsterdam´ voor de graad van doctor in de letteren en wijsbegeerte. Hij richt zijn proefschrift ´aan mijn ouders´. In zijn voorwoord spreekt hij dank uit, veel namen worden genoemd, maar bijzondere dank gaat uit naar Henri Polak [15].
Het boek is antiquarisch gevonden. Het bijzondere toeval is dat in dit exemplaar een persoonlijke opdracht van Henri geschreven staat in zijn handschrift. De opdracht luidt: ´Moge onze vriendschap in de toekomst gelijk zijn aan die van het heden en in het verleden, Henri Heertje´[16].
Het eerste deel van het proefschrift handelt over de geschiedenis van de diamanthandel te Amsterdam en de techniek van de diamantbewerking.
Het tweede deel vertelt over de leefomstandigheden van de diamantbewerkers.
Het deel over de geschiedenis laat de komst zien van de Portugese (Sefardische) joden in Amsterdam. Antwerpen was de eerste grote vestigingsplaats na de vervolgingen, vervolgens arriveerden ze in en rond Middelburg en vooral Amsterdam, dit na de vlucht voor de Spaanse furie maar rond 1576. Onder hen artsen, dichters, schrijvers. Henri schrijft dat mishandeling van joden streng bestraft werd in Holland.[17]
Na 1615 waren het de Hoogduitse joden die Amsterdam als schuilplaats zochten door de Jodenvervolging daar. Vanaf 1648 kwamen de Poolse joden die voor de pogroms op de vlucht gingen (Asjkenazische joden).
Omdat veel ambachten verboden waren voor de joden, zien we hen onder andere in de diamantindustrie en kledinghandel, maar ook als arts en apotheker. In de achttiende eeuw breidt de diamanthandel in Amsterdam zich uit, diamanten werden aangevoerd uit Borneo. Deze handel vermindert wanneer Amsterdam zich het monopolie weet te verwerven over de nieuw ontdekte diamanten uit Brazilië rond 1820. Rond 1850 wordt er flink verdiend, een diamantbewerker verdient dan wel 40 gulden per week.
Door onder andere oorlogen wisselen rijkdom en armoede elkaar af. Er ontstaat ook een scheuring tussen joodse en niet-joodse (christelijke) arbeiders, de laatsten zijn bereid voor lagere lonen te werken. Joodse arbeiders verenigen zich, er kan geld gespaard worden waaruit ook hulpvaardigheid wordt geregeld voor zieken, invaliden en weduwen.
Eind negentiende eeuw worden de diamanten in Zuidelijk Afrika ontdekt, wat zorgt voor een grote opleving in Amsterdam. Opnieuw hoge lonen, maar ook zijn de arbeidsomstandigheden rijp voor verbetering. Er wordt vanuit een stakingscomité een vakbond opgericht door Henri Polak en Jan van Zutphen: de Algemene Nederlandse Diamantwerkers Bond (1894-1958). De glorietijd van de diamantindustrie vertaalde zich in een pretentieus bondsgebouw waar de stijl van de architect H. Berlage zowel buiten als binnen duidelijk te herkennen is. Henri Polak bewoont een tijdje zelf ‘de Burcht’. In de grote vergaderzaal zijn twaalf prachtige muurschilderingen gemaakt door de schilder R.N. Roland-Holst.
Naast deze pracht en praal, die gegund werd aan gewone arbeiders, heeft de vakbond zich vooral ingezet voor betere arbeids- en leefomstandigheden. De contributie maakte het mogelijk om een weekblad te laten verschijnen waarvan H. Polak de hoofdredacteur was. Eind 1898 telde de vakbond 8000 leden. Er werd een 10-urige werkdag gerealiseerd, later een 8-urige werkdag, er werden verzekeringen aangeboden tegen ziekte, ongevallen en werkloosheid. Ook zette de bond zich in voor ontwikkeling op cultureel gebied en opvoeding. In het gebouw was een bibliotheek gevestigd. De trouw aan de leden vertaalde zich in 1928 in ‘het eveneens opmerkelijk architectonische sanatorium Zonnestraal’ te Hilversum.
In 1937 is de faam van Amsterdam als diamantstad verdwenen. Lonen in België en Duitsland zijn dan lager. De ANDB verliest aan betekenis. De meeste joden zijn in de tweede Wereldoorlog weggevoerd om niet meer terug te keren. In de rechtermuur, boven de arcades in ‘de Burcht’ is geschreven:
‘Gedenkt, gij die hier voorbij gaat, 2000 onzer vroegere vakgenoten die gedurende de bezetting naar Duitschland werden weggevoerd om nooit meer terug te komen’.
‘Om nooit meer terug te komen….’ Het slot van die zin blijft hangen, een verleden dat geen toekomst kent.
Ik heb dit verhaal willen vertellen om Henri en Evalina als eerdere bewoners van het huis waar ik nu woon, meer naam en gezicht te geven. Het onrecht hun aangedaan is nooit op te heffen. Als erkenning voor hun bestaan leggen we struikelstenen voor het huis.
Neeltje van Doorn, Park de Griffioen 22, Middelburg, september 2016
Henri Heertje
Amsterdam 15 augustus 1013
Sobibor 23 juli 1943
Bereikte de leeftijd van 29 jaar
Evalina Heertje Schoolmeester
Amsterdam 24 november 1915
Sobibor 23 juli 1943
Bereikte de leeftijd van 27 jaar
[1] Informatie over de data verkregen via kamp Westerbork
[2] ‘www.joodsmonument.nl’.
[3] Zie ‘aadconijn.nl’ bij het gezinsblad ‘Hendrika Konijn’.
[4] NoordHollandsarchief, gemeente Amsterdam. www.genlias.nl
[5] www.joodsmonument.nl
[6] Met dank aan Arnold Heertje uit wiens stamboomboek van de familie deze foto gefotografeerd mocht worden.
[7] ‘Cohen’ geeft een priesterlijk geslacht aan.
[8] Algemeen Politieblad, nr 38, 24 september 1942, 1085, bericht 2037. De Commissaris van Politie, chef van het bureau kinderpolitie te Amsterdam, verzocht opsporing van de minderjarige Celien Heertje, wonende in de Waalstraat 99-II te Amsterdam. Zij werd sinds 27 augustus 1942 vermist. Met deze omschrijving werden joden aangeduid die waren ondergedoken. Als signalement werd gegeven: ‘Lang ong. 1.65 m., flink postuur, bleeke gelaatskleur; gekleed met gebloemde jurk, grijzen mantel, bruine kousen, bruine lage schoenen’.
[9] in 2016 zijn er 122 namen bekend van Zeeuwse joden die zijn omgekomen.
[10] Martin Buber, ´De weg van de mens´, 2005, pag. 19
[11] ‘Mensch en Maatschappij’, een Nederlandstalig tijdschrift voor sociale wetenschappen, vanaf 1947 ‘Mens en Maatschappij’.
[12] Zeeuws Archief, Collectemap reclassering, 1992,57
[13] Gebaseerd op een artikel in 1934 verschenen in ‘Mensch en Maatschappij’, een driemaandelijks tijdschrift. Via internet te downloaden.
[14] Henri Heertje, ‘De diamantbewerkers van Amsterdam’, Amsterdam, 1936.
[15] Henri Polak (1868-1943) was de zoon van een diamantslijper. Hij ontwikkelde de joodse sociaaldemocraten en richtte de vakbond Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond op. Hij was politiek actief als sociaaldemocraat en zag al vroeg het nationaalsocialisme als een bedreiging.
[16] Het boek zal op de dag van de plaatsing van de struikelstenen worden overhandigd aan de familie van Henri Heertje zodat het in hun familiearchief bewaard kan worden
[17] De diamantbewerkers, pag. 16